donderdag 25 februari 2010

Tuk tuk

Een tuk tuk is een typisch Zuidoost-Aziatisch verschijnsel. Het zijn de lokale taxi's. Eigenlijk zijn het gewoon kleurrijke karretjes die worden voortgetrokken met een brommertje. Ze bereiken topsnelheden van wel 40km/u! Hieronder zie je de tuk tuk waarmee Dara ons door Angkor reed.



In vele steden is er een overaanbod aan tuk tuks. Je wordt constant aangeklampd of bestookt met vragen voor een tuk tuk. “Sir sir, where are you going?”, “Sir, want tuk tuk sir?”, “Tuk tuk? Tuk tuk?”. Uiteraard nodigt dit uit tot Nederlandstalige antwoorden zodat het voor ons wat leuk is. Enkel van de meest populaire bij Hugo en mij waren:
- In de aalsterse sfeer: “Sebiet nen toek toek op oune nees” of de al even goed variant “Nen toek toek op ou bakkes”
- “Nee, nie slaan”
- “Ik zal u sebiet ne keer nen toek toek geven”
- “How much to buy your tuk tuk?”
- “Hoe? Ik ben hier juist toegekomen en ge wilt mij al weer weg” (als je net tot in centrum toekomt en ze je meteen vragen voor een tuk tuk)
...
Vaak lachen de mensen eens vriendelijk en kunnen we onze weg rustig voortzetten.Maar in Siem Reap waren er toch wel extreem veel tuk tuks en is het soms enerverend en zou je willen roepen: “Shut the fuck up!”. En dit brengt me naadloos tot een van mijn favoriete nummers van 2009 dat ik er op deze manier kan inbrengen, ook al is de context lichtjes anders :-)

One night in Bangkok

Siem Reap was een mooi afsluiter van de reis door Zuidoost-Azie. Door het grote aantal toeristen was er ook een bruisend avond en nachtleven met vele lekkere restaurantjes en gezellige cafes, sommige met live muziek. Goed om 's avonds eens te ontspannen.




Pub street in Siem Reap

Maar het is snel voorbij, en donderdag moeten we de bus naar Bangkok al hebben, want vrijdag de 19e moet ik op het vliegtuig naar Nieuw-Zeeland zitten. De busrit naar Bangkok is weer op zijn Aziatisch. Aan de grens met Thailand moeten we overstappen op een andere bus, maar die is er niet. In de plaats hebben ze een vijftal minibusjes ingelegd die moeten volgeduwd worden met toeristen en bagage. Het duurt allemaal lang en ze weten precies niet hoe ze het juist gaan aanpakken, terwijl het eigenlijk niet echt moeilijk is. Maar ondertussen ben je dat allemaal zo gewoon dat je ze gewoon laat doen en niks meer gaat vragen, het levert toch niks op. Blijkbaar hebben alle toeristen dat nog niet door, die toch weer van alles proberen forceren om zo snel mogelijk weg te zijn. We bekijken het vanop een afstand en wachten tot we in een busje mogen stappen. Zen! :-)

De laatste stad van de reis in Azie is dus Bangkok, het immens drukke, stinkende, lawaaierige en drukkend hete Bangkok. We brengen er maar een avond en ochtend door, maar dat is voor mij genoeg. 's Avonds bezoeken we een gezellige jazz bar, met live muziek van een big band en een funk groepje. Met een lekker biertje in de hand is dit een mooie afsluiter. En nu nog een nachtje, een nacht in Bangkok....

Angkor Wat? Angkor!

Aalst carnaval barst los, en enkele duizenden kilometers verderop zijn Hugo en ik in Siem Reap aangekomen, de uitvalbasis voor een bezoek aan Angkor, de oude hoofdstad van het voormalige Khmer-rijk en de grootste pre-industriele stad. We plannen om 4 dagen te blijven want Angkor omvat meer dan 1000 km2, waarover talloze ruines van tempels en andere gebouwen verspreid staan. Ontzaglijk groot dus. De Khmer periode liep van 800 tot ongeveer 1400. In deze periode bleef de stad groeien en werden steeds meer tempels bijgebouwd. De grootste en bekendste is Angkor Wat, die centraal gelegen is vlak bij Angkor Thom, het oude centrum van de stad.




Angkor Wat, van dichtbij en vanop een verder gelegen heuvel


Een van de prachtige toegangspoorten tot de stad Angkor Thom

Na 1400 kwam het Khmer-rijk ten val door een aanval op Angkor door Thailand. Angkor werd zwaar geplunderd. De Khmer werden verjaagd uit hun eigen stad en Angkor werd vergeten door het Cambodjaanse volk. De stad werd al snel overwoekerd door de jungle en verloren gewaand. Pas 100 jaar later werd ze weer ontdekt. Tegenwoordig staat de stad op de werelderfgoedlijst van de Unesco, en terecht. De stad is nu een verzameling van tempelruines, maar het blijft indrukwekkend, en dan vooral het centrale deel met Angkor Wat en Angkor Thom. Op sommige ruines staan enorme scheefgegroeide bomen, die ze niet kunnen wegnemen omdat de wortels de ruine samenhouden.

Angkor kan je niet zomaar te voet bezoeken, daarvoor zijn de afstanden veel te groot. De beste manier voor een bezoek is een tuk tuk (waarover later meer)met chauffeur in te huren en eventueel een gids voor een woordje uitleg. Wegens de grote massa toeristen die Angkor bezoeken, waarvan het merendeel Chinezen en Japanners zijn, was het moeilijk om nog een betaalbare en goede gids te vinden. We besloten dan maar zonder gids te gaan en zelf zoveel mogelijk te lezen. Een tuk tuk vinden is helemaal niet moeilijk, want zodra je je hotel uitkomt staan ze aan je oren te zagen. We pikken er eentje uit die ons een mooie prijs geeft en huren hem voor drie dagen. Dara, zo heet hij, een jonge, brave en goedlachse man. Genoeg uitleg over Angkor, tijden voor wat foto's:


In vele tempels werd het aangezicht van Boeddha verwerkt


Geen idee meer in welke site dit was, maar de wakende leeuwenbeelden aan de ingang zijn in overvloed terug te vinden in Angkor, al zijn ze vaak ontdaan van hun aangezicht door plunderaars


In die tijd zou ik een reus geweest zijn. Let vooral op de boom rechts die vastgegroeid is in de stenen


Nog een tempelboompje


Er ligt wel degelijk nog een trap achter de richel, de trappen zijn gewoon immens steil




Sla me dood welke tempels dit zijn, maar ik vond ze wel indrukwekkend


Tam aapje met babytje op een veld in Angkor


Veel te veel Chinezen en Japanners in Angkor die allemaal samentroepen op de bekendste plaatsjes

Een bezoek aan Angkor is redelijk vermoeiend, want je beklimt vele steile trappen van de tempels en legt te voet redelijk grote afstanden af. Het is zeker vermoeiend als je bezoek de eerste dag meer dan 8 uur duurt, maar het loont de moeite. De derde dag is er echter wel teveel aan. Je begint stillekes aan genoeg te krijgen van die tempels en daarom houden we het na een halve dag bekeken. In plaats daarvan rijden we naar het Tonle Sap aan de ander kant van Siem Reap. Dit is een gigantisch meer dat meer de indruk geeft van een zee als van een meer als je er op vaart. Het is een uitzonderlijk meer: tijdens het regenseizoen is de waterstand van de Mekong hoog en loopt er water van de Mekong naar het meer, in het droogseizoen keert de stroming echter om en loopt er water het meer naar de Mekong. Een merkwaardig fenomeen. De waterstand van het meer kan dan ook drie meter varieren tussen regen en droogseizoen.

De belangrijkste bezienswaardigheid op het meer zijn de drijvende dorpen. Bij laagwaterstand kan je het meer nie met de auto bereiken, maar moet je een boot nemen op een kanaal naar het meer. Dara zorgt ervoor dat we voor een mooi prijsje een bootje hebben, want aan de haven vragen ze ons serieus hoge prijzen voor een boottochtje. We varen naar het dichtsbijgelegen drijvende dorp. Dit heb ik nog nooit gezien, alle huizen drijven op een soort pontons. Er is zelfs een drijvend basketbalveld, volledig omgeven met netten. Ongelijflijk, heel speciale levensstijl. We stappen af aan een groot huis om de zonsondergang te bekijken. Het blijkt ook een krokodillenboerderij te zijn, met wel meer dan 10 krokodillen. Plots valt het me op dat we maar een meter boven de krokodillen staan met meer dan 100 man op een dun houten vloertje. Hoe lang gaat dit het nog houden voor het eens instort door rotten van het hout? Misschien best toch niet te lang blijven staan boven die krokodillen...


Het drijvend basketbalplein




Zonsondergang op Tonle Sap


Drijvende kerk


De krokodillenboerderij


Kinderen keren terug van school

Bij zoveel ruines hoort een nummertje dat dit weergeeft. Vele opties, maar ik ga voor dit, want de omgeving waar de clip is opgenomen is ook heel toepasselijk

Turn the bus around

Zaterdag 13 februari. Ons volgende doel is het wereldberoemde Angkor. Dat ligt in het noordwesten van Cambodja, bij Siem Reap. Er is geen directe weg van Ban Lung naar Siem Reap, je moet eerst langs de hoofdstad in het zuiden passeren. De bus vertrekt om 6u 's morgens en zou om 's avonds rond 20u moeten aankomen. Dat is een goeie veertien uur reizen. En uiteraard kloppen die uren niet echt, want we kwamen slechts aan na 23u, en die vertraging was vooral te danken aan enkele dwaze Amerikanen. Ze wilden van Ban Lung naar Laos gaan. Dan wordt je normaal door de bus gedropt op het kruispunt met de grote baan tussen Pnomh Penh en Laos. Maar ze waren niet akkoord. Er was hen een ticket verkocht tot het stadje nabij het kruispunt, 16 km noordwaarts. De bus was nog niet gestopt of de meest irritante van de drie was al aan het roepen: “This is nog going to happen!”. Een oudere man aan het busstation van Ban Lung had hen de tickets verkocht en toen ze vroegen of die bus tot in het stadje reed had hij “Yes” gezegd. Dus ze vonden dat de bus tot het stadje moest rijden. Nu, had je die man gevraagd of hij de koning van Cambodja was had hij ook “Yes” gezegd. Die Amerikanen waren duidelijk verwende reizigers, die denken dat iedereen Engels verstaat en zij de belangrijkste personen zijn. Wisten ze nu nog niet dat 90% van de mensen geen fluit verstaat van wat ze zeggen en altijd “yes” zal antwoorden. De Amerikanen beginnen een hele scene te maken op de bus, en weigeren af te stappen, want ze denken dat ze moeten overstappen op brommertjes. Ondertussen stond er wel een minibusje achter hen, waarop ze waarschijnlijk perfect konden overstappen indien ze kalm waren gebleven en een beetje op zijn Aziatisch hadden onderhandeld. Maar nee, ze blijven roepen en dwaas rondlopen. Een van hen neemt de gsm af van een persoon van wie ik vermoed dat hij alleen maar de conducteur of iets soortgelijks kan zijn. De Cambodjanen weten niet wat gedaan want ze kunnen het niet uitleggen. Ondertussen is het minibusje al doorgereden en is die kans ook al verkeken. Hugo en ik blijven kalm, we moeien ons niet, ook al wil ik die ene Amerikaan al een tijdje een lap in zijn gezicht geven. Dan vertrekt de bus plots weer. De Yankees denken eerst dat de bus hun toch zal afzetten in het stadje maar al snel blijkt dat hij gewoon de reis verderzet en verder weg rijdt van hun bestemming. Ik kan mijn pret niet op. De irritante Amerikaan heeft het ook door, en spurt naar voor en begint te roepen: “Stop the bus! Stop the bus! You're kidnapping us, I'm calling the police, this is kidnapping!”. Alsof de politie zich daar mee gaat moeien en dat geloven, kiekens. De politie verstaat trouwens ook geen Engels, dus je verliest altijd, en als je zo tegen hen roept en die Cambodjaan zegt hen dat ze zijn gsm hebben gestolen denk ik dat er iemand anders in de problemen zal komen.
De bus stopt en blijft staan aan de kant van de weg. En dan beginnen de Verenigde Statiers aan hun kinderachtig spelletje. In koor roepen ze: “Turn the bus around! Turn the bus around! Turn the bus around!”. Het is op dat moment dat ik redelijk geirriteerd begin te geraken, want die mannen zijn ondertussen al een uur aan het roepen vlak voor mijn neus (want we zitten vooraan de bus) en het begint te jeuken. Ik heb enorme zin om die gaten eens op hun plaats te zetten. Schrik moest je er niet van hebben, want ze zagen er nogal verwijfd uit. Zou ik het doen? Ik heb er in alle geval zin in, en wil dat die onzin stopt. En dan geven de Cambodjanen plots toe. Ze keren de bus om en rijden naar het stadje om de irritante sterrekes en streepkes af te zetten.
Ik ben teleurgesteld. Ik had nooit verwacht dat ze gingen toegeven, want ze moesten ook helemaal niet, die bus heeft een vaste route. Ik had verwacht dat ze gewoon gingen doorrijden, of op zijn minst dat ze ze van de bus gingen smijten, want buiten die Amerikanen waren Hugo en ik de enige toeristen op de bus, en wij steunden hen al niet. Dus ze waren sterk in de meerderheid. Hun zever heeft ons anderhalf uur vertraging opgeleverd, en we hebben hen niet eens op hun bek zien gaan. Een teleurstelling...

Geen favoriet nummer van me, maar de titel past zo perfect:

Jungle trekking

Eens over de Cambodjaanse grens willen we in Ban Lung geraken, een relatief jong stadje in het noordoosten van Cambodja, en volgens twee Nederlands reizigers ideaal voor een jungle trek. Meer weten we niet over die regio, zelfs niet of er een paar hotels zijn, want er staat niks in onze reisgids over Ban Lung,vhetgeen al vreemd is. Ban Lung lijkt niet heel populair, want we zijn de enige toeristen die op de bus stappen, alle anderen gaan verder richting Pnomh Penh.
Dit gebied was lange tijd moeilijk toegankelijk omdat er geen degelijke weg was. Nu is er wel weg, maar het is sterk twijfelachtig of het woord degelijk van toepassing is. Het is een zandweg, vol putten en onderbrekingen. Onze bus komt er pas rond 16u door. Het is nog een heel eind naar Ban Lung en om 18u is het donker. Het is ook geen goed teken dat ze nog snel enkele reparaties uitvoeren alvorens we vertrekken. De bus probeert echter over de weg te vliegen, en dat kan je soms letterlijk nemen. Bij verschillende sprongetjes denk ik dat de wielas het gaat begeven, maar merkwaardig genoeg blijft de bus rijden. Het wordt donker en het gaat niet echt vooruit. Gaan we nog een slaapplaats vinden? Er is ook nergens een lichtje te zien en de bus maakt merkwaardige geluiden. Ik begin me al voor te bereiden op een nacht onder de open hemel in the middle of nowhere. De mensen achter ons bekijken ons ook maar vreemd, alsof ze denken wat wij in godsnaam op hun bus doen. Negeren, een muziekje opzetten en doen of alles wel goed komt. Meer kan je niet doen. En inderdaad, na meer dan twee en een half uur in volledige duisternis en zandbaan, duikt er plots asfalt en straatverlichting op, volledig uit het niets. Een kleine zucht van verlichting. En er zijn hotels want we zijn nog niet van de bus en hebben al 4 ronselaars rond ons. We kiezen eentje uit en blijken meteen het goeie te hebben gekozen: ze organiseren driedaagse jungle treks. We regelen meteen met de jonge gids om de volgende ochtend te vertrekken, en zo geschiedde...

De jungle ligt meer dan 50 km boven Ban Lung, dus we moeten eerst anderhalf uur achter op een brommertje zitten, ander vervoer hebben ze niet. Een avontuur op zich, want de baan is een aardeweg en je rijdt constant door stofwolken. Je draagt dus best een stofmaskertje. De chauffeurs rijden door de putten en verliezen af en toe bijna de controle over het stuur. Onverantwoord eigenlijk, maar zo gaat het hier nu eenmaal. Niet te veel denken, gewoon doen en goed vasthouden! En op het einde van de rit is dit het resultaat:





We moeten nog beginnen aan de trekking en zitten al volledig onder het vuil. En dan blijkt dat we nog steeds niet aan de jungle zijn, we moeten eerst nog de “ferry” over de rivier nemen. Deze ferry is een in elkaar geknutseld vlot met een motor eraan. Hij vervoert zelfs brommertjes. Eens aan de overkant zijn we er nog steeds niet, nog twee uur wandelen in open veld onder een verstikkende zon. In een klein dorpje aan de rand van de jungle pikt onze gids (een jongen van 20 die er 16 uitziet) een vriend op die hem gaat helpen met al het gerief. Eigenlijk draagt hij niet zoveel, enkel de kookpotten en pannen, maar we merken al snel dat hij de echte gids is en de weg kent. Hij spreekt spijtig genoeg wel geen woord Engels.



Met onze twee gidsen door de rijstvelden op weg naar de jungle


We zijn er eindelijk aan begonnen. De eerste dag stappen we nog twee uur door de jungle tot we aan een kreekje komen, perfect om te kamperen. De tocht was fysiek niet zwaar, maar het wordt zwaar omdat je constant in temperaturen van dik boven de 30 graden stapt. Je zweet de hele tijd, en zelfs als je stopt om te rusten blijf je zweten door de warmte en vochtigheid, je raakt hier niet afgekoeld. Op het einde van de dag ruik je jezelf en wil je in het water springen voor verfrissing. Bij het kreekje vroeg de gids vroeg of we wilden zwemmen, maar hebben vriendelijk bedankt. Het stomste wat je kan doen is zwemmen in stilstaand water in de jungle, tenzij je een fan bent van parasieten. En de gidsen wisten het ook, want ze bleven eveneens uit het water, de sloebers.



Een natuurlijke brug in de jungle: lopen over een boomstam

Slapen in de jungle is speciaal. Geen tenten om te kamperen, maar slapen in een hangmat in de open lucht. De hangmatten zijn uiteraard voorzien van muggennetten want je zit in een gevaarlijk malariagebied. We hangen onze matten op tussen twee bomen Een apart gevoel om zo de nacht door te brengen, en ik sliep verbazingwekkend goed.



Onze hangmatten. De eerste nacht was er een stokkenconstructie om de mat in te hangen, de tweede nacht moest je ze gewoon tussen de bomen ophangen

De tweede dag opstaan om 6 uur wanneer het licht wordt. Zo kunnen we al wandelen voor het te warm wordt, maar tegen acht uur is de hitte daar weer. We passeren twee watervallen die je helemaal voor jezelf hebt, geen andere toeristen in mijlen rondom te bespeuren. Een heerlijk gevoel. Daar voel je je echt ver weg van huis. Op het einde van de dag beklim je ook nog een steile heuvel in de jungle, maar dat begint wel te wegen, het zweet loopt langs alle kanten van mijn lijf. Prachtige natuur! We slapen de tweede dag bij een riviertje, zodat we water hebben om te koken. Om 18u is het donker, en tegen 21 uur ben je al aan het maffen, zodat we om 6u al weer op zijn. De derde dag is het doel enkel zo snel mogelijk terug te keren naar Ban Lung. We nemen een lichtjes alternatieve route door de jungle en staan tegen de middag al aan de prachtig uitgebouwde ferry.



Een watervalletje in de jungle



Een riviervallei

Het eten tijdens die drie dagen was best lekker, vooral gezien de omstandigheden. Het is wel alle dagen hetzelfde: 's morgens noedels, 's middags grote kom rijst met wat groenten en vlees en 's avonds weer rijst met wat groenten. En zo drie dagen lang. Daarna had ik wel even genoeg van de rijst en de noedels! Je moet uiteraard veel drinken tijdens zo'n trekking. Elk draagt twee tweeliterflessen water voor de eerste twee dagen, hetgeen eigenlijk onvoldoende is voor een overdadig zweter zoals ik. Voor de derde dag moeten we rivierwater koken om onze flessen te vullen. Het water smaakt vies, maar het is dat of uitdrogen. Veel drink ik er niet van en op de laatste dag snak ik echt naar vers drinkwater. Nog nooit zo'n dorst gehad. Toen we in het jungledorp aankwamen hebben we de drank van de lokale winkel meteen opgekocht, alle 6 de 33cl flesjes...



Jemmie, onze gids, kookt een feestelijke maaltijd



Zweetbui na het beklimmen van de heuvel

Op de terugweg met de brommertjes naar Ban Lung maken we een kleine omweg langs een groot kratermeer. Eindelijk kunnen we die verfrissende duik nemen. En het wordt tijd, want ik kan mezelf niet meer ruiken.

Een jungletrek doe je natuurlijk met een groot doel voor ogen: beestjes zien. En of we er gezien hebben, en wat voor een varieteit! Van prachtige vlinders tot irritante bijen en kolonies mieren, een vreemde spin en Hugo zag zelfs een slang. Je merkt het al, de verwachte wilde zoogdieren bleven weg. Er zaten nochtans redelijk wat gibbons, maar die hebben we enkel gehoord. De gids zei dat ze elke ochtend samenkomen aan een open veld in de jungle en daar naar elkaar roepen. Dit vertelde hij elke dag, waarop ik me de vraag stelde waarom hij ons dan 's ochtends niet meenam naar dat open veld om de gibbons te zien. Of misschien was dat te logisch geweest. We hebben wel een eekhoorn gezien, het junglebeest bij uitstek! Volgens de gids zaten er ook tijgers, hetgeen ik sterk betwijfel want wat zou die tijger dan moeten eten? Mieren? Bijen? Hij had er in 30 jungletreks nog geen enkele gezien. Hoe zou dat komen...





De grotere fauna die we gezien hebben

We hebben wel een zeer zeldzaam en speciaal beest gezien: het brommerrijddier. Een paar keer passeerde ons een brommertje. Er ligt namelijk een dorp in de jungle, en zo verplaatsen de inwoners zich naar de andere dorpen. Een bevreemdend zicht, want het past helemaal niet in de context. Op dat moment verandert de sfeer van de trekking even...

Hierbij hoort een vergeten nummertje van een experimentele groep uit de nineties;

woensdag 24 februari 2010

Cambodja

Dinsdag 9 februari. We laten de 4000 Islands achter ons, en daarmee meteen ook Laos. Tijd voor een nieuw land: Cambodja! Cambodja is gekend om twee dingen: Angkor en de landmijnen! Deze laatste waren een cadeautje van de uitgerangeerde Rode Khmer, die er enkele miljoenen over het hele land hebben gezaaid. En momenteel zouden er nog meer dan 4 miljoen landmijnen liggen, en dat voor 12 miljoen inwoners, dat is 1 landmijn per 3 inwoners. Gelukkig reizen wij maar met twee, zodat onze kansen om ongehavend uit Cambodja te komen toch heel groot zijn.
Er bestaat maar n grensovergang tussen Laos en Cambodja, en het is echt een lachertje. In the middle of nowhere staat er een kotje aan Loatiaanse kant, met een viertal douaniers in, dan 100 meter niemandsland en aan de Cambodjaanse kant weer een kotje met een paar douaniers. We waren gewaarschuwd dat ze aan de douanes steeds proberen om je erop te leggen, om zo geld in hun eigen zakken te steken. En ja hoor, het was meteen prijs. Aan Laotiaanse kant vroegen ze aan alle toeristen een dollar om de stempel te zetten met de datum waarop je het land verlaat. Normaalgezien is dit altijd gratis want het visum is al op voorhand betaald. Een dollar lijkt niet veel, maar een snel rekensommetje leert het volgende: gemiddeld 400 toeristen op een dag zou beteken dat die 4 douaniers elk 100$ per dag in hun zakken steken naast hun gewone loon. In Laos is dat immens, en zelfs naar Belgische normen is dat al een mooi bedrag.
Hugo en ik beslissen om hier niet aan me te doen. Hugo gaat eerst. De twee douaniers zetten een stempel en vragen de corrupte dollar. Hugo: “Why? I paid everything already, visum and papers are correct.” De douanier broebelt iets, zet nog een stempel en geeft zijn paspoort ruw terug. Nu ik. Ik hoor meteen “One dollar”. Ik val zogezegd uit de lucht:”But papers are correct and visum was already paid for. Why do I have to pay a dollar?”. In geen tijd heb ik mijn paspoort weer in mijn handen, zonder stempel. Ik krijg in de plaats twee boze blikken op mij en ze roepen:”Go go!”. Blijkbaar moesten we nu onder de indruk zijn. Geen stempel gekregen dus en achteraf bleek Hugo er ook geen te hebben. Hij had eerst eentje gekregen, maar de tweede stempel die ze gezet hebben was een mooie grote rode Cancelled. De douaniers dachten waarschijnlijk dat we wel zouden weerkeren met een dollar om die stempel toch maar te krijgen, maar tarara! Zolang we niet meteen terug willen keren naar Laos maakt dat toch helemaal niet uit, dus laat ze maar doen, we gaan gewoon verder. Opmerkelijk is wel dat alle andere toeristen die dollar zomaar betalen zonder er eens over na te denken of dat wel normaal is. Buiten twee Kroaten die ook weten dat dit niet klopt. Maar bon, we gaan door naar de Cambodjaannse zijde. Voor de douanepost staat er eerst nog een indrukwekkend quarantainestation: een partytent met een viertal 'dokters' erin. Ze willen vermijden dat de Mexicaanse griep zich verspreidt in Cambodja. En daarvoor gebruiken ze de grote middelen: een soort pistool dat ze tegen je voorhoofd zetten en meteen je temperatuur weergeeft. Je moet ook een miniscuul papiertje invullen met mogelijke symptomen zoals niezen, hoesten, koorts, diarree. Hugo en ik hebben ze allemaal gehad, maar nu hoesten we alleen nog. We duiden 'hoesten' eerlijk aan. Maar de 'dokter' naast ons schrapt dat en duidt daarop 'none' aan. Het temperatuurpistool geeft aan dat ik een kleine graad onderkoeld ben, en voila, na het betalen van een dollar mogen we door. Jaja... Wat een vertoning om nog maar eens een dollar af te luizen. En dan komen we pas echt nij de Cambodjaanse grens. En raad eens... Jawel, ze willen alweer een dollar om ons visum te valideren. Ook al is het weer afzetterij, nu kunnen we niet echt moeilijk doen want Cambodja willen we wel binnen en anders zitten we vast in die 100 meter niemandsland. We spelen het spelletje mee, en al gauw treden we het koninkrijk Cambodja mee. En als je Cambodja zegt kan je maar aan een nummer denken, en een zekere Wilde Kim...

maandag 15 februari 2010

Been there, Don Det

Laos en Engels, het is een onbestaande combinatie, zoals Sylvester Stallone en articuleren of Jackie Lafon en denken. Ze proberen wel, maar het lukt niet echt. Laotianen komen vaak niet verder dan Ă©Ă©n woord, als dat al een woord is: OK! Natuurlijk zijn er altijd een paar talenknobbels aanwezig die ook een vlotte "Hello" of "How are you" beheersen. Maar als je dan antwoordt krijg je enkel een glimlach terug. Ik vind dat helemaal niet erg, het is best wel leuk en kan tot grappige situaties leiden, maar soms is het wel frustrerend. Je kan weinig op eigen initiatief ondernemen en bent daardoor soms beperkt tot de standaard toeristische uitstap. En ook op restaurant of hotel spreken ze nauwelijks een woord Engels, ook al is de kaart meestal in het Engels geschreven. Nu ja, Engels, als je graag "specail food", zoals "French fires" of "fired banana" eet, of 's morgens zin hebt in een stevig "brekfes". Als je bestelt met je heel duidelijk op de kaart tonen wat je precies wilt, want ze verstaan je niet, zelfs de woorden op hun eigen kaart verstaan ze niet. En dan maar hopen dat ze zich niet miskijken.

Het grootste nadeel is echter dat onze briljante mopjes niet overkomen, en volledig in het water vallen. Enkele voorbeeldjes:
- In Tad Fane eten we iets in onze lodge, en de ober vraagt of ons kamernummer 2B is: "Two B". Het inspireert Hugo om zijn beste Shakespeare boven te halen: "To be or not to be, that's the question". De ober zijn aangezicht slaat om van lachen naar onbegrip. "Not 2B? What room?" Hugo herhaalt zijn uitspraak nogmaals, en nu is de man volledig in de war. Hij weet niet meer wat zeggen. Met lichte lach in de stem verlos ik hem uit zijn leiden: "Yes, room 2B", en ik toon de sleutel. De man glimlacht opgelucht.
- Wanneer we uit Tad Fane vertrekken, vraagt de receptionist waar we naartoe gaan. Ik zeg dat we naar het eiland Don Det gaan. Ik voeg er meteen een woordspelletje aaan toe: "Been there, Don Det?". En prachtig staaltje woordkunst :-) Het antwoord is simpel: "Ha, Don Det, island, yes yes". Weer een mopje verloren. Ik heb ondertussen wel een patent genomen op deze uitspraak om T-shirts mee te bedrukken in Don Det, een echte goudmijn wordt dat...
- Laatste voordbeeldje: aan de grens tussen Laos en Cambodja moet een Britse kerel ter plaatse zijn visum nog regelen. Hij heeft hiervoor nog pasfoto's nodig. Iemand aan de douane toont hem een standje waar hij dat kan doen en "Ready in 10 minutes!"
"How many do I need for visa?"
"10 minutes!"
"Yes, I know, but I mean how many pictures do I need? 1,2 or 3?"
"10 minutes!"
"Yes, I know, but I mean... Ah forget it..."
"10 minutes!"


Het is hier dus werkelijk lost in translation. Laotiaans is Chinees voor ons, en Engels is Chinees voor hen...

zondag 14 februari 2010

Waterworld

Ik vertelde reeds dat we op zaterdag 6 februari de slaapbus naar Pakse hadden genomen en met de lokale bevolking meerijden richting Pakson. Halverwege stapten we af in een dorpje: Tad Fane. Vlakbij, in het bos, bevindt zich een klein resort waar we van plan waren een paar nachten te blijven want het ligt op de rand van een national park. Ideaal voor jungle treks, althans volgens onze twee jaar oude 'Trotter' gids. Deze jungle treks worden door het resort zelf geregeld. Het resort ziet er inderdaad prachtig uit: het ligt in het woud, aan de top van een 200m hoge waterval, de hoogste van Laos. Indrukwekkend Ășitzicht vanop het terras van het restaurant. Maar al snel blijkt dat van de in 'Trotter' beschreven activiteiten niet veel in huis te komen. Het personeel bestaat voornamelijk uit kinderen of adolescenten. Als ik aan de receptie informeer naar een meerdaagse jungle trek, weet de jonge snaak met te vertellen dat hij zelf de gids is, en dat de trek maar een halve dag is, waarbij we naar de waterval stappen (waar we ondertussen zelf al naartoe waren gewandeld, want ze ligt naast het resort), vandaar naar een andere waterval (die we ook al bezocht hadden), dan het dorpje bezoeken, en een koffieplantage. Ik wijs hem erop dat dat niet echt is wat men noemt een jungle trek, en ons dat dus niet interesseert. Maar volgens de jongen is het onmogelijk om naar de jungle te wandelen en een trekking te doen. We vallen een beetje uit de lucht. Blijkbaar is dat resort op 2 jaar serieus achteruit gegaan. Op eigen initiatief een gids zoeken is quasi onmogelijk, want bijna niemand kan Engels spreken of verstaan, enkel Laotiaans. Tja, dan maar geen jungle trek, en in plaats van drie nachten Tad Fane wordt het er eentje. We hebben toch de twee prachtige watervallen gezien. De volgende ochtend zijn wel al weer vroeg op de baan. We zullen later nog wel een jungle trekking ergens doen. Nog een geluk dat onze internetboeking voor drie nachten niet was doorgekomen, want terugbetalingen deden ze niet aan mee.



De hoogste waterval van Laos in Tad Fane



Er is wat klimwerk nodig om mooie zichten te hebben op de waterval




De tweede waterval in Tad Fane



Je kan er ook onder lopen

We reizen door naar het uiterste zuiden van Laos, vlak bij de Cambodjaanse grens, naar een plaats genaamd '4000 islands'. Vervoer is alweer met de lokale 'busjes', 3 uur krap zitten, maar het valt nog mee deze keer. Bij elke stop wordt ons busje belaagd door een tiental spurtende vrouwen. Handen met geroosterde kippen op een stok, of massa's knollen, kruiden,... wriemelen zich in ons busje, vergezeld van Laotiaans marktkraam geleuter. De lokale knollen zijn heel populair, de lokale vrouwen kopen verscheidene bussels en smijten het geld gewoon uit het busje. Dat is de gewoonte, zo blijkt. Die knollen worden rauw gegeten, nadat ze eerst een dun velletje afpellen. Ze bieden me er ook aan. Waarom niet eens proeven? Best lekker: sappig als een radijs, maar iets zachter van smaak, met een aardappelnasmaak, dus waarschijnlijk goed voorzien van zetmeel. Lekker!! Ik eet nog een tweede. Vriendelijke mensen wel, altijd met de glimlach.

Eens aan de '4000 islands' nemen we een bootje naar de eilanden Don Det en Don Khone. Deze eilanden liggen evenwel niet in de zee, maar in de Mekong. Deze is hier heel breed, en heeft vele vertakkingen zodat er veel eilandjes zijn, waaronder vele van maar een paar vierkante meter. Het is een vreemd zicht, maar wel mooi. De eilandjes zijn tropisch, en er zwemmen hier zoetwaterdolfijnen in de Mekong.



Zonsondergang op Don Khone

De volgende dag verkennen we Don Khone te voet. Aan de andere kant van het eiland huren we een bootje om naar de zoetwaterdolfijnen te kijken. En het is een succes, we zien een aantal keren dolfijnen bovenkomen. Maar zo spectaculair is dat natuurlijk ook niet.



Vissersbootje waarmee we op zoek gaan naar dolfijnen

Daarna stappen we naar een andere uithoek van het eiland, op zoek naar de watervallen van Li Phi. Ik verwachtte niets spectaculair, want het eiland zag er redelijk vlak uit, en wat kan je verwachten op zo'n klein eilandje. Maar deze watervallen waren een aangename verrassing: je kreeg de indruk van een canyon in Amerika. Het water kwam van alle kanten, maar dan tien watervallen dicht op elkaar tussen de ruwe rotsen. Heel wild ook! Prachtig!



De watervallenvan Li Phi

Watervallen in overvloed, eilanden, brede rivieren: het zuiden van Laos is een echte waterwereld!

maandag 8 februari 2010

Van marktkar tot sleeperbus

Reizen in Laos over land, dat doe je per bus. Maar er zijn vele mogelijkheden, alhoewel deze sterk afhangen van de plaatsen tussen dewelke je wilt reizen. Van Vientiane naar Vang Vieng reisden we met een lokale bus. We zaten als enige toeristen op een volle bus. Dit geeft wel een aangenamere sfeer om in te reizen, je voelt je niet de zoveelste massatoerist, maar je voelt dat je in een land zit dat toch iets minder frequent bezocht wordt. Het comfort is natuurlijk nihil, maar de busrit van meer dan 4 uur was niet echt een probleem.



De lokale bus

De weg van Vang Vieng naar Luang Prabang loopt door de bergen, heel veel draaien en keren. Dat zagen we al iets minder zitten met de lokale bus, en het was ook een rit van meer dan 7 uur. Kiezen voor de toeristenbus (of VIP bus) zo noemen ze dat hier. Je moet je daar niet te veel bij voorstellen. Het zijn een soort oude afgeleefde autocars van bij ons. De beloofde airco is niets minder dan de openstaande busdeur, waardoor er toch wat wind door de bus waait. Wij zaten natuurlijk helemaal achteraan de bus, en hadden het geluk dat de beenruimte daar is opgevuld door de laadruimte, waardooor we met onze knieen de hele tijd omhoog zaten. We hadden natuurlijk de slechtste plaatsen van de bus. Dat was dan ook het begin van de zieke week, maar daarover al genoeg gezaagd :-) Maar je hoort het al: het heet wel VIP bus, maar je voelt er je niet echt een VIP in...

Daarna wilden we van Luang Prabang naar het zuiden, naar Pakse geraken: meer dan twintig uur rijden was dat. Daarvoor moesten we eerst van Luang naar Vientiane terug met zo'n VIP (10 uur), maar deze keer hadden we beenruimte. Ze hadden wel de vering niet al te goed afgesteld, waardoor we constant op en neer gingen, alsof we op een schip in een zware storm zaten. En de Nederlander achter ons was dan ook een beetje zeeziek geworden en moest bij de stops snel naar het toilet...
De bus van Vientiane naar Pakse was een sleeperbus. En bus die volledig van bedden is voorzien. Stapelbedden langs beide kanten van de bus. Ik dacht eerst, amai, das hier wel heel comfortabel, tot bleek dat elk bed door twee personen moest gedeeld worden. Dus Hugo en ik moesten samen in een bedje kruipen dat niet echt een tweepersoonsbed kan genoemd worden. Gelukkig waren we allebei zo kapot dat slapen toch geen probleem was. Dit was wel een speciale ervaring, zeker als je 's nachts ns wakker wordt en de bus tegen 90 per uur of zo aan het rijden is. Heel vreemd gevoel, en hopen dat hij geen ongeval heeft, want dan ben je wel gezien...



Bed in de sleeperbus

's Ochtends komen we aan in Pakse, en dan moeten we op zoek naar een bus die naar Pakson rijdt, een stadje 50km verderop. Maar er rijden maar af en toe gewone bussen naar daar. Het publiek transport bestaat op het platteland voornamelijk uit een soort kleine vrachtwagens/busjes/marktkarren. Ik weet niet hoe je het moet noemen. Er wordt rondgereden met een heel korte vrachtwagen, waar de laadruimte bestaat uit twee banken in de rijrichting met daarboven een dakje. Dat dak wordt volgestouwd met goederen, waarvan je je agvraagt hoe het kan dat wagentje het nog kan dragen. En dan steken ze de laadruimte ook zo vol mogelijk, en langs beide kanten daarvan kunnen de passagiers dan plaatsnemen. Ze krijgen er vlotjes 20 man in, uiteraard zonder beenruimte, die moet je maar ergens in je nek leggen of zo...
En zo gebeurde het ook voor ons busje richting Pakson: Hugo en ik, samen met twee franse toeristen en 15 oudere Laotiaanse vrouwen in een volgestouwd wagentje, want ze namen goederen voor het ganse dorp mee van de markt van Pakse. En tijdens de rit zaten die vrouwen heel smakelijk rotte eieren te eten en uit te lekken. Lekkeuuuuur. Ze boden ons eentje aan. We hebben vriendelijk onze joker ingezet. Hugo was al lichtjes aan het kokhalzen, en ik keek gewoon weg :-) Na een uurtje waren we er dan eindelijk. Een hele ervaring, maar een uurtje in zo'n bus is lang genoeg, want langer kunnen mijn benen niet zonder bloed...



De bus/vrachtwagentjes waarmee ze rondrijden Laos, elke vierkante centimeter wordt benut



De rotte eiereters

Reizen door Laos, je vindt ongelooflijk vlot vervoer, als je maar niet te nauw kijkt op de omstandigheden en snelheid niet het belangrijkste is. So keep rolling...

Ziek, zieker, ziekst...

Na 2 dagen Vang Vieng trokken we verder naar het Noorden, hoger de bergen in, naar de stad Luang Prabang. Dit is de oude hoofdstad van Laos, en is erkend door de UNESCO als werelderfgoed. Dus dat moet wel de moeite zijn. De ochtend dat we vertrekken in Vang Vieng ben ik wel niet echt tip top: de verkoudheid waarmee ik vertrokken ben in Belgie, is plots terug en erger aan het worden. Daarbij komt ook de verplichte buikloop die je in deze landen niet kan ontlopen. Op de bus naar Luang Prabang word ik met de minuut slechter, en eens aangekomen zit mijn hoofd potdicht en hoest ik constant. Meteen naar een apotheek, maar daar weten ze niet goed wat ik eigenlijk bedoel met slijmen die in mijn keel zakken en mij constant doen hoesten. Ze komen met drie verschillende pillen aanzetten, waarvan zelfs een pakje zonder bijsluiter. Dat schrap ik dus al. En dan maar kiezen voor het gewone verkoudheid medicijn, althans, dat staat op het doosje. Mooie blauwe pillen, bij ons wordt dat voor iets anders gebruikt, dacht ik...

De volgende ochtend sta ik op met lichte koorts. Toch aan de dag beginnen, maar na de beklimming van de 'berg' Phousi (och got 170 treden) ben ik ver stik kapot, en in de namiddag kruip ik in bed. De volgende dag voel ik me plots iets beter, maar nu is Hugo ziek: 's nachts gezellig zijn dubbele diner even uigekotst, en ook lichte koorts. We vertrekken toch weer, want zouden graag met een boot naar de waterval of de grot (die heel mooi scheen te zijn) gaan. Maar tegen de middag kruipt Hugo in bed, en een paar uur later doe ik hetzelfde: weer koorts en de darmen verbeteren maar niet. Ale, dat zas dan twee dagen Luang Prabang. Niet veel van gezien, maja, dat kan gebeuren...



Boven op de berg Phousi



De rivier bij Luang Prabang met zijn typische boten

Volgende dag voor 10 uur de bus op. Alweer koorts 's morgens, maar bij Hugo is het beter. Bij mij blijft het draagbaar, maar ik geraak toch stilaan uitgeput. En de volgende dag, alweer bus rijden, en nog steeds ziek... Na 7 dagen buikloop en 4 dagen koorts besluit ik dan toch maar de antibiotica te nemen. Ik ben daar geen fan van, maar had niet al te veel keuze meer, en in het ziekenhuis belanden is iets dat je hier beter vermijd. En toen kwam er eigenlijk beterschap...

Ik heb dus een weekje redelijk afwezig gelopen in Laos, alles ging traag, ik was loom, slecht en had er even geen zin meer in omdat het maar bleef aanslepen. Zoveel moois rond mij, maar ik kon het niet echt absorberen. Ik was er niet echt bij. Misschien een toepasselijk nummertje omwille van de prachtige zin: "I'm just a slow emotion replay of somebody I used to be"

donderdag 4 februari 2010

Observatie: Family Guy of Friends

Als je even in Vang Vieng rondloopt, valt het meteen op dat alle restaurants twee of meerdere tv's hebben. Het ene restaurant speelt voortdurend afleveringen van Friends, het andere Family Guy. Geen enkele andere serie, ofwel speel je Friendsm ofwel Family Guy, en een restaurant switch ook blijkbaar niet. De ene DVD na de andere wordt er door gedraaid. Restaurants zijn ook allemaal buiten in Vang Vieng, dus als je gewoon rondloopt is het soms wat vreemd dat eje langs alle kanten Chandlermopjes hoort, of de Family Guy tune, maar 's avonds na het eten is het wel eens leuk om even te bekomen en te lachen te meer omdat je ook kan liggen aan de tafels in deze restaurants.
Mijn voorkeur ging uit naar de Family Guy restaurants. Hieronder een leuk fragmentje uit een van die afleveringen:

Caving

Door al het tubinggeweld in Vang Vieng zou je bijna vergeten dat er ook andere dinegen te doen zijn, zoals moutainbiken en caving. De reusachtige rotsen rondom Vang Vieng barsten van de grotten. We huren een mountainbike om naar enkele van die grotten te rijden. Het is weer bakken onder een onbewolkte hemel en op bejaardenfietsclubtempo rijden we naar de eerste grot. Een lokale gids leidt ons door de grot, en we hebben gelukkig onze koplampjes bij, want het is gelukkig nog niet zolas bij ons, waar de grotten al vol kunstlicht hangen. Eerst is de doorgang door de grot redelijk ruim, maar al snel wordt de doorgang nauwer en nauwer. We moeten ons al tussen de rotswanden murwen. en af en toe wijst de gids ons op de aanwezigheid van een dikke spin (meer dan 10cm lang). Even verschieten als er plots zo'n kanjer net naast ons voorbijkruipt. Op het moment dat we denken dat we niet meer verder kunnen vraagt de gids of we het zien zitten om nog verder te gaan. Waarom niet, nu we hier toch zijn. De doorgang is heel laag en smal, en we moeten enkele tientallen meters op onze buik kruipen om erdoor te kunnen. Redelijk spectaculair. En plots zie je zonlicht op het einde van de nauwe tunnel. We zijn eruit. Verder naar de volgende grot. Deze ligt halverwege een hoge rots, dus er gaat eerst een steile klim aan vooraf. Deze grot is ook magnifiek. Immens groot en we gaan er in zonder gids. Na een tijdje besluiten we wijselijk om toch maar terug te keren, want orienteren in zo'n grotten is neiet echt makkelijk. Aan de voet van de rots ligt een mooie blauwe lagune voor een verfrissende duik. Een rustgevende en mooie omgeving, heel wat anders dan het tuben van de dag ervoor.
Een goed nummertje dat bij dit caving past. De warmte vreet aan mijn denkvermogen blijkbaar, dus ik hou het simpel en rechttoe rechtaan. Nick Cave!



Enkele sfeerfoto's





woensdag 3 februari 2010

Tubing

Zondag 31 januari. Vang Vieng, een stadje 160 km ten noorden van Vientiane, staat bekend als het Mekka van "the backpackers". Dit stadje ligt in een wondermooie omgeving: een vallei omgeven door bergen, eigenlijk meer steile reusachtige rotsen van enkele honderden meter hoog. Maar spijtig genoeg is het niet daarvoor dat Vang Vieng zo gekend is. Het is een artificieel stadje overspoeld met bar/restaurants en lodges. Maar waarom is Vang Vieng zo populair, the place to be in Laos voor backpackers (althans volgens reclamefolders)??


De bergen rond Vang Vieng


Zonsondergang vanuit Vang Vieng

Het antwoord is tubing, een eenvoudig en banaal concept. Tubing gaat als volgt: je huurt een opgeblazen binnenband van een vrachtwagen, een tuktuk voert je naar het startpunt 6km stroomopwaarts van Vang Vieng en drijft dan in die band de rivier af. Niet echt speciaal, ware het niet dat je onderweg een achttal bars passeert waar je met een touw wordt binnengetrokken. Het is dus eigenlijk de riviervariant van een kroegentocht. Elke bar is voorzien van een "swing", een soort trapeze waarmee je van een hoog platform springt en na enkele zwieren in de rivier springt. Er zijn een paar redelijk spectaculaire swings! Het concept klinkt heel leuk, en dat is het ook wel, maar ik had er toch een vreemd gevoel bij. Misschien een paar kleine bedenkingen opsommen die ik me hierbij maakte :-)




De eerste bar bij het tuben

- Van de 8 bars liggen er 5 in de eerste 50 meter, dus eigenlijk liggen ze allemaal naast elkaar. Na 500 meter ben je ze allemaal al gepasseerd. Dus als je denkt je nog even te sparen voor verderop, kom je al bedroegen uit, want het is na de bars gewoon 2 uur op een band drijven tegen een heel traag tempo
- bij 30C in een band op een koele rivier drijven doet zeker deugd, maar je moet het zeker relativeren: deze rivier drijft vol koeiestronten die constant tegen je aandrijven en als je wat met je handen peddelt heb je er af en toe eentje vast. Niet echt aangenaam. Je stapt dan ook uit de rivier met een lichtbruine broek...
- de veiligheid is niet optimaal om het zachtjes uit te drukken. Die swings zijn door de lokale bevolking zelf in elkaar getimmerd en bestaan uit een tien meter hoge balk waar de kabel van de trapeze aanhangt. Er wordt natuurlijk niet dagelijks nagekeken of deze balken nog stevig genoeg zijn. Hebben er zelf een prachtig voorbeeld van gezien: we zaten op het terras van een van die bars toen plots de paal van de swing tegenover ons in drie stukken brak. De gast die net aan de swing hing had geluk dat de paal naast hem viel, en het water onder hem net diep genoeg was, want vaak zijn het gewoon rotsen onder onder het platform. Redelijk spectaculair, en we konden er eens goed om lachen, maar het doet je toch even nadenken.


De gebroken swing

- voor mij zat het meeste plezier er bij de eerste bar al op: toen ik in de eerste bar binnen wou gaan, trapte ik bij het watertrappelen in volle kracht tegen een rots. Gevolg: een mooie snede boven op mijn voet en ik mocht meteen verzorging zoeken. Zwemmen zat er neiet echt meer bij voor mij, en ik heb me dus moeten beperken tot het bandliggen. Spijtig, want had graag ns zo'n swing geprobeerd...
- het merendeel van de tubers zijn Britten. Niet verwonderlijk dat dit concept aanslaat bij onze binchdrinkende buren, en het zou me zelfs niet verwonderen dat ze het hebben uitgevonden. Blijkbaar is Vang Vieng in Engeland bekend en is bij een bezoek aan Laos een lang verblijf in Vang Vieng een must, een beetje zoals een weekje Ibiza. We hoorden een Brit die er al 7 dagen was, elke dag tuben en 's avonds verder zuipen in "The Bucket Bar"(de openlucht fuifbar van Vang Vieng). Beetje zonde om zo ver te komen speciaal daarvoor, zeker als je de prachtige omgeving en natuur volledig negeert. Het gaat er voor de meesten gewoon om zoveel mogelijk te drinken en zo stoer mogelijk te zijn. En vooral heel veel lawaai maken. Borden geplaatst door de lokale bevolking met de vraag om niet door de straten van de stad te lopen in enkel zwembroek of bikini worden door deze pseudo-backpackers vakkundig aan hun laars gelapt. Ik schaamde me voor deze medereizigers, want dit had niks meer met backpacken te maken, want de lokale cultuur opsnuiven doen ze niet, ik had vaak de indruk dat de lokale bevolking er redelijk geirriteerd bij liep, waar deze anders altijd zo vriendelijk is. Dan gaan deze party animals maarbeter naar Ibiza, denk ik. Maar blijkbaar is ehet iets dat Britten aanspreekt: een week lang in stront drijven...

Meer zien over tubing: