Eens over de Cambodjaanse grens willen we in Ban Lung geraken, een relatief jong stadje in het noordoosten van Cambodja, en volgens twee Nederlands reizigers ideaal voor een jungle trek. Meer weten we niet over die regio, zelfs niet of er een paar hotels zijn, want er staat niks in onze reisgids over Ban Lung,vhetgeen al vreemd is. Ban Lung lijkt niet heel populair, want we zijn de enige toeristen die op de bus stappen, alle anderen gaan verder richting Pnomh Penh.
Dit gebied was lange tijd moeilijk toegankelijk omdat er geen degelijke weg was. Nu is er wel weg, maar het is sterk twijfelachtig of het woord degelijk van toepassing is. Het is een zandweg, vol putten en onderbrekingen. Onze bus komt er pas rond 16u door. Het is nog een heel eind naar Ban Lung en om 18u is het donker. Het is ook geen goed teken dat ze nog snel enkele reparaties uitvoeren alvorens we vertrekken. De bus probeert echter over de weg te vliegen, en dat kan je soms letterlijk nemen. Bij verschillende sprongetjes denk ik dat de wielas het gaat begeven, maar merkwaardig genoeg blijft de bus rijden. Het wordt donker en het gaat niet echt vooruit. Gaan we nog een slaapplaats vinden? Er is ook nergens een lichtje te zien en de bus maakt merkwaardige geluiden. Ik begin me al voor te bereiden op een nacht onder de open hemel in the middle of nowhere. De mensen achter ons bekijken ons ook maar vreemd, alsof ze denken wat wij in godsnaam op hun bus doen. Negeren, een muziekje opzetten en doen of alles wel goed komt. Meer kan je niet doen. En inderdaad, na meer dan twee en een half uur in volledige duisternis en zandbaan, duikt er plots asfalt en straatverlichting op, volledig uit het niets. Een kleine zucht van verlichting. En er zijn hotels want we zijn nog niet van de bus en hebben al 4 ronselaars rond ons. We kiezen eentje uit en blijken meteen het goeie te hebben gekozen: ze organiseren driedaagse jungle treks. We regelen meteen met de jonge gids om de volgende ochtend te vertrekken, en zo geschiedde...
De jungle ligt meer dan 50 km boven Ban Lung, dus we moeten eerst anderhalf uur achter op een brommertje zitten, ander vervoer hebben ze niet. Een avontuur op zich, want de baan is een aardeweg en je rijdt constant door stofwolken. Je draagt dus best een stofmaskertje. De chauffeurs rijden door de putten en verliezen af en toe bijna de controle over het stuur. Onverantwoord eigenlijk, maar zo gaat het hier nu eenmaal. Niet te veel denken, gewoon doen en goed vasthouden! En op het einde van de rit is dit het resultaat:
We moeten nog beginnen aan de trekking en zitten al volledig onder het vuil. En dan blijkt dat we nog steeds niet aan de jungle zijn, we moeten eerst nog de “ferry” over de rivier nemen. Deze ferry is een in elkaar geknutseld vlot met een motor eraan. Hij vervoert zelfs brommertjes. Eens aan de overkant zijn we er nog steeds niet, nog twee uur wandelen in open veld onder een verstikkende zon. In een klein dorpje aan de rand van de jungle pikt onze gids (een jongen van 20 die er 16 uitziet) een vriend op die hem gaat helpen met al het gerief. Eigenlijk draagt hij niet zoveel, enkel de kookpotten en pannen, maar we merken al snel dat hij de echte gids is en de weg kent. Hij spreekt spijtig genoeg wel geen woord Engels.
Met onze twee gidsen door de rijstvelden op weg naar de jungle
We zijn er eindelijk aan begonnen. De eerste dag stappen we nog twee uur door de jungle tot we aan een kreekje komen, perfect om te kamperen. De tocht was fysiek niet zwaar, maar het wordt zwaar omdat je constant in temperaturen van dik boven de 30 graden stapt. Je zweet de hele tijd, en zelfs als je stopt om te rusten blijf je zweten door de warmte en vochtigheid, je raakt hier niet afgekoeld. Op het einde van de dag ruik je jezelf en wil je in het water springen voor verfrissing. Bij het kreekje vroeg de gids vroeg of we wilden zwemmen, maar hebben vriendelijk bedankt. Het stomste wat je kan doen is zwemmen in stilstaand water in de jungle, tenzij je een fan bent van parasieten. En de gidsen wisten het ook, want ze bleven eveneens uit het water, de sloebers.
Een natuurlijke brug in de jungle: lopen over een boomstam
Slapen in de jungle is speciaal. Geen tenten om te kamperen, maar slapen in een hangmat in de open lucht. De hangmatten zijn uiteraard voorzien van muggennetten want je zit in een gevaarlijk malariagebied. We hangen onze matten op tussen twee bomen Een apart gevoel om zo de nacht door te brengen, en ik sliep verbazingwekkend goed.
Onze hangmatten. De eerste nacht was er een stokkenconstructie om de mat in te hangen, de tweede nacht moest je ze gewoon tussen de bomen ophangen
De tweede dag opstaan om 6 uur wanneer het licht wordt. Zo kunnen we al wandelen voor het te warm wordt, maar tegen acht uur is de hitte daar weer. We passeren twee watervallen die je helemaal voor jezelf hebt, geen andere toeristen in mijlen rondom te bespeuren. Een heerlijk gevoel. Daar voel je je echt ver weg van huis. Op het einde van de dag beklim je ook nog een steile heuvel in de jungle, maar dat begint wel te wegen, het zweet loopt langs alle kanten van mijn lijf. Prachtige natuur! We slapen de tweede dag bij een riviertje, zodat we water hebben om te koken. Om 18u is het donker, en tegen 21 uur ben je al aan het maffen, zodat we om 6u al weer op zijn. De derde dag is het doel enkel zo snel mogelijk terug te keren naar Ban Lung. We nemen een lichtjes alternatieve route door de jungle en staan tegen de middag al aan de prachtig uitgebouwde ferry.
Een watervalletje in de jungle
Een riviervallei
Het eten tijdens die drie dagen was best lekker, vooral gezien de omstandigheden. Het is wel alle dagen hetzelfde: 's morgens noedels, 's middags grote kom rijst met wat groenten en vlees en 's avonds weer rijst met wat groenten. En zo drie dagen lang. Daarna had ik wel even genoeg van de rijst en de noedels! Je moet uiteraard veel drinken tijdens zo'n trekking. Elk draagt twee tweeliterflessen water voor de eerste twee dagen, hetgeen eigenlijk onvoldoende is voor een overdadig zweter zoals ik. Voor de derde dag moeten we rivierwater koken om onze flessen te vullen. Het water smaakt vies, maar het is dat of uitdrogen. Veel drink ik er niet van en op de laatste dag snak ik echt naar vers drinkwater. Nog nooit zo'n dorst gehad. Toen we in het jungledorp aankwamen hebben we de drank van de lokale winkel meteen opgekocht, alle 6 de 33cl flesjes...
Jemmie, onze gids, kookt een feestelijke maaltijd
Zweetbui na het beklimmen van de heuvel
Op de terugweg met de brommertjes naar Ban Lung maken we een kleine omweg langs een groot kratermeer. Eindelijk kunnen we die verfrissende duik nemen. En het wordt tijd, want ik kan mezelf niet meer ruiken.
Een jungletrek doe je natuurlijk met een groot doel voor ogen: beestjes zien. En of we er gezien hebben, en wat voor een varieteit! Van prachtige vlinders tot irritante bijen en kolonies mieren, een vreemde spin en Hugo zag zelfs een slang. Je merkt het al, de verwachte wilde zoogdieren bleven weg. Er zaten nochtans redelijk wat gibbons, maar die hebben we enkel gehoord. De gids zei dat ze elke ochtend samenkomen aan een open veld in de jungle en daar naar elkaar roepen. Dit vertelde hij elke dag, waarop ik me de vraag stelde waarom hij ons dan 's ochtends niet meenam naar dat open veld om de gibbons te zien. Of misschien was dat te logisch geweest. We hebben wel een eekhoorn gezien, het junglebeest bij uitstek! Volgens de gids zaten er ook tijgers, hetgeen ik sterk betwijfel want wat zou die tijger dan moeten eten? Mieren? Bijen? Hij had er in 30 jungletreks nog geen enkele gezien. Hoe zou dat komen...
De grotere fauna die we gezien hebben
We hebben wel een zeer zeldzaam en speciaal beest gezien: het brommerrijddier. Een paar keer passeerde ons een brommertje. Er ligt namelijk een dorp in de jungle, en zo verplaatsen de inwoners zich naar de andere dorpen. Een bevreemdend zicht, want het past helemaal niet in de context. Op dat moment verandert de sfeer van de trekking even...
Hierbij hoort een vergeten nummertje van een experimentele groep uit de nineties;
donderdag 25 februari 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten